- emprunt
- emprunt [ãprũ]〈m.〉1 lening 〈van iemand〉 ⇒ geldlening2 (het) lenen3 (het) geleende4 ontlening 〈aan iemand〉 ⇒ imitatie, plagiaat5 〈taalkunde〉leenwoord ⇒ ontlening 〈uit een andere taal〉♦voorbeelden:1 emprunt à cinq pour cent • vijfprocentsleningemprunt d'Etat • staatsleningemprunt à court terme • kortlopende leningemprunt privé • onderhandse leningcontracter un emprunt • een lening aangaanlancer un emprunt • een lening uitschrijvensouscrire à un emprunt • op een lening inschrijven2 d' emprunt • andermans, geleend, niet-eigenérudition d' emprunt • oppervlakkige belezenheidnom d' emprunt • valse naam3 c'est un emprunt • het is een geleendem1) (geld)lening2) (het) lenen3) (het) geleende4) imitatie5) leenwoord
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.